“Pete, schiet je op, het is over een paar uur alweer hoogwater, en dan wil ik hier weg zijn!”, roept zijn moeder. Pete, een hogeschoolstudent, was er haast gewoon aan geraakt. Ieder jaar was het hetzelfde: op 21 juni, wanneer de dag het langste is, komt het water ook het hoogste.
Hoogtes van 5 tot 10 meter zijn al lang niks ongewoons meer. Het record van 2 jaar geleden bedroeg zelfs een stijging van 14 meter. Toen braken de pas aangelegde hypermoderne dijken door, en kwamen er duizenden mensen om.
Niet eens de helft door het water zelf; het grootste deel door de gevechten die dan altijd uitbraken omdat men moest vluchten naar hoger gelegen gebieden, waar echter niet genoeg plek was voor iedereen.
Ook dit was ieder jaar hetzelfde. Tijdens dat recordjaar hadden Pete en zijn moeder maar ternauwernood een plek kunnen vinden, en puur omdat zijn oom gelukkig in de hoger gelegen gebieden van Nieuw-Laagland woonde. Voor de mensen die geen familie hadden in het hoge gebied van Nieuw-Laagland, kwamen er vaak moorden aan te pas om toch maar een plekje te kunnen krijgen in een van de klimaatbunkers.
Hierdoor was er ook een enorm verschil gekomen tussen rijk en arm: des te veiliger een regio was voor klimaatrampen, des te hoger de huizenprijzen. Antwerpen was een armenstad geworden, waar een groot deel van de inwoners niet terugschrok voor illegale praktijken, als ze er maar beter van konden worden. Ieder jaar was het weer afwachten of Antwerpen opnieuw zou onderlopen. Ieder jaar waren er plunderingen zodra het water terugtrok; mensen op zoek naar wat er ook maar niet beschadigd was door het water.
Eindelijk was Pete klaar. Door de steun van zijn oom hadden ze een huis in een beter deel van Antwerpen, maar zelfs dat was niet veilig voor het water, toch niet op het hoogste punt.
“Pete, kun je alsjeblieft zo snel mogelijk komen helpen met de metastaalplaten?” Metastaal was een nieuw soort roestvrij staal dat daarnaast enorm sterk, maar ook relatief zwaar was. Dit was het spul dat zijn oom hen had gedoneerd om hun huis zowel water- als hufterproof te krijgen. Het werkte goed, maar toch moesten ze ieder jaar uitkijken en ieder stukje huis onderzoeken op kwetsbaarheden.
Plunderaars waren experts in het vinden van kwetsbaarheden en enkele jaren terug hadden ze het zelf ondervonden: iemand was erin geslaagd om zich via het dak een weg naar binnen te banen, en de waardevolste elektronica weg te snijden uit de apparaten. Dat was het nadeel van de slimme apparaten van tegenwoordig: er zaten bepaalde onderdelen in die op de zwarte markt goud geld waard waren, vooral voor klimaatterroristen.
Dat zette Pete weer aan het denken: “Klimaatterroristen, klimaatvluchtelingen, er was tegenwoordig zoveel aan gelinkt… Waarom konden ze vroeger niet beter uitkijken?”
Terwijl ze de laatste metaplaat verankerden, kwam Bart, de buurman aanlopen.
“Dus jullie zijn ook weer weg?”, vroeg hij. “Ja klopt,”, zei moeder, “en jij?” “Ach, je weet toch dat ik al te oud ben om nog ieder jaar uren onderweg te zijn om toch nog op tijd boven te zijn voor de vloed? Nee, ik blijf in m’n huis de komende dagen, ik heb een noodvoorraad voor 2 weken ingeslagen, en m’n oude jachtgeweer werkt nog prima.”, antwoordde Bert, en met die woorden zette hij zijn wandeling verder.
Hij was het stereotype selfmade man, maar wel met een shady kantje. Bart had een winkel in het centrum, op de grens tussen de oude en de nieuwe stad. Hierin verkocht hij allerhande technologie.
Maar, zo gingen al jaren de geruchten in de buurt, niet alleen legale technologie. Naar het schijnt was Bart er ook niet vies van wat extra geld te verdienen op de ‘grijze’ markt, en die woedde welig in de oude buurten.
Hier waren zelfs wijken die voor de ordediensten te gevaarlijk waren om te patrouilleren. Enkel luchtschepen vlogen van tijd tot tijd over, maar men landde nooit. Er waren gebieden waar haast wekelijks wel iemand werd vermoord, of het nu ging om homejackings of ijskoude afrekeningen.
Dankzij de ligging van zijn winkel bood Bart een doorvoer van semi-legale technologie die vanuit de Antwerpse Haven werd binnengesmokkeld naar de rijkere gebieden, waar sommige mensen er grof geld voor over hadden om dodelijkere-dan-officieel-toegelaten beveiliging op hun huizen te plaatsen, om maar een voorbeeld te noemen.
Vroeger was de Antwerpse Haven één van ’s werelds grootste, maar tegenwoordig, dankzij het zeer wisselende tij, lag een groot deel er maar verlaten bij. Het spreekt voor zich dat dit dan ook een ideale voedingsbodem was voor smokkel in alle soorten. Of het nu ging om mensen of wapens of ander spul voor de grijze en zwarte markt.
Nee, Bert was vermoedelijk in de grijze zone bekend genoeg om met rust gelaten te worden.
Nu volgde echter een volgende uitdaging: sinds het opraken van fossiele brandstoffen is men weer terug moeten vallen op andere methodes van vervoer. De rijken onder hen, waaronder zijn oom, hadden een elektrische wagen met een aardig bereik, maar voor de gewone mens was dat niet te betalen… Ze hadden het geluk gehad dat ze een tweedehandsje hadden kunnen vinden voor een aardige prijs, mede dankzij Bart. Over de legaliteit ervan stelde Pete zich wel eens vragen, maar ach, men moet een gegeven paard niet in de bek kijken, zoals men vroeger al zei…
“Hopelijk was dat de laatste ‘bezoeker.’”, zei moeder. Pete zweeg en begon met het inladen van de auto.
Veel spullen namen ze niet mee, enkel de hoognodige en zoveel mogelijk waardevolle, zodat, mocht hun huis ten prooi vallen aan de plunderingen, de plunderaars tenminste met legere handen zouden moeten afdruipen. Pete had kleding voor twee weken ingepakt, en daarnaast zijn holoview en tablet mee.
De holoview was een apparaat dat voortkwam uit de moeite die de overheden in ruimtevaarttechnologie hadden gestoken. Het was een nieuw, krachtig en daarbovenop relatief goedkoop apparaat dat overweg kon met 9G, waardoor zelfs communicatie met de Marskolonies mogelijk was. Daarnaast was het geen gewoon plat ding meer, maar eerder een rond apparaat, waarbij er met een druk op de knop mogelijkheden waren om op de schaal die je wenste als het ware ‘in de ruimte’ te kunnen werken.
Er bestonden ook polsversies van, die holowatches werden genoemd, en die hologrammen op je pols konden projecteren. Deze waren echter door hun kracht op klein formaat ironisch genoeg een stuk duurder dan de broekzakvullende holoview. Pete wist dat zijn oom er een had. Die had tijdens de vorige overstroming met trots zijn nieuwste aanwinst laten zien.
Ook zijn oom, Jacob was geen onbesproken figuur. Een typische vrijgezelle manager van een groot bedrijf. Geld zat maar nooit vertrouwend genoeg geweest voor een vrouw. In de stad waar hij woonde waren zijn feestjes vaker wel dan niet de bron voor de laatste roddels.
Dit dacht Pete allemaal terwijl hij zijn spullen in de auto legde. Nadat ook zijn moeder haar spullen in de auto had gelegd, was het tijd om te vertrekken. Pete nam plaats naast zijn moeder op de passagiersstoel, en terwijl zijn moeder de auto startte, keek hij nog een laatste keer, voor de komende weken dan toch, naar het huis.
Post-moderne architectuur uit de jaren ’20, met veel beton en veel strakke lijnen. Een blok met een dubbele smallere blok erbovenop, dat een soort driedimensionale T vormde. De benedenverdieping probeerden ze te verhuren als winkel, maar iedere keer als er een nieuw bedrijfje in kwam, overleefde dat nog geen jaar voor het op mysterieuze wijze het faillissement moest aanvragen. Het kon meespelen dat Bert voor veel van de bedrijfjes zorgde, maar dat was niet direct iets wat in Pete op kwam. Daarvoor was hij te goed van vertrouwen. Het meest recente bedrijfje, een buurtsupermarktje, was vorige maand failliet gegaan.
Typerend genoeg net voor de jaarlijkse vloed…
Hierdoor hadden ze wel extra werk gehad om ook de benedenverdieping volledig waterdicht en hufterproof te maken, maar uiteindelijk was het gelukt.
Terwijl ze voorbij hem reden bedacht hij zich dat Bert de laatste jaren wel erg veel interesse had in hun huis. Daar moest toch een reden achter zitten.
Wat Pete echter niet wist, was dat er onder hun huis een oude metrogang lag. Deze metrogang was jaren geleden in onbruik geraakt en slechts weinig mensen wisten van het bestaan ervan af, maar Bert wel, dankzij zijn schimmige connecties. Wat meer was, net onder het huis van Pete zat er een verluchtingsgat, groot genoeg voor een kleine auto om in te passen.
Bert had de afgelopen jaren via zijn stromannen – hij was de man achter ieder bedrijfje wat de laatste 5 jaar het winkelpand had gehuurd – dit alles kunnen bevestigen. Ook hiervan wist Pete niks af.
Nog voor ze de wijk uit waren zag Pete de eerste sporen van plunderingen al. Buren die al enkele dagen eerder waren vertrokken en hun huis niet goed hadden beveiligd zaten met een groot probleem, dacht hij bij zichzelf. Binnen enkele uren zou heel de regio vervallen in een aan barbaarsheid grenzende hebzucht.
Diezelfde barbaarsheid had zijn vader enkele jaren terug het leven gekost, toen ze net te laat weg waren geraakt en plunderaars een aanval deden op het huis. Later hoorde Pete van Bert dat zijn vader ‘eervol in een harde strijd’ was gestorven, en dat de plunderaars gelukkig waren afgedruipt toen ze merkten dat ze niet gelijk in het huis konden geraken. Tenminste, de enkelen die het hadden overleefd. Van de groep van 8 waren er 5 die het nog konden navertellen, en slechts 2 van hen hadden geen wonden van de furie waarmee zijn vader hun huis had verdedigd.
Pete wist dat dit slechts het begin was. Na de beginnende
plunderingen zou het water iedereen wegjagen, waarna de echte grote
plunderingen pas begonnen zodra het water zich had teruggetrokken en men een
beter overzicht had over de schade (lees: welke huizen het makkelijkst te
plunderen waren). Zodra ze de wijk uit waren begon de echte tocht pas. Het was
normaal maar een tocht van een dik uur, maar Pete wist dat het best wel eens
langer zou kunnen duren. Vooral als de LFO, de Laaglandse Federatie voor
Overblijvers, zich ermee ging bemoeien. Met deze wetenschap vers in het achterhoofd
begon de gevaarlijke tocht.