Juda wist dat hij het had verknald. Hij wist dat hij slechts een radartje was in een gigantische machine, maar dit ging toch om meer dan hem alleen… Hij had zijn hele buurt in gevaar gebracht. Hij was zelfs ondergedoken in de Tunnels.
En dat allemaal omdat hij haar niet vergeten kon, het gevoel had dat hij zich moest bewijzen. Zich bewijzen dat wat hij verloren was terug te winnen…
Hij voelde zichzelf een nobody, een nietsnut, een sukkel. Alles tegelijk, maar niemand die het iets boeide. Hij stond er alleen voor na zijn misstappen. Hij was nog steeds in shock van wat er eerder die dag gebeurd was. Hoe hij ternauwernood uit de Tunnels was kunnen ontsnappen, maar zijn onwaarschijnlijk enige maat, Tristan, niet.
Waarschijnlijk had zij na al die jaren al lang een ander, een beter. Hij bedacht dat hij in een ander leven de herinneringen gewoon had kunnen laten wissen in Technologica, waar men het brein al jaren geleden in kaart had gebracht. Hier in New Eden was daar echter geen kans toe, des te meer omdat hij letterlijk niks had: geen geld, geen onderkomen. Geen leven..
“Geld nodig?” Hij voelde een shocker en verlamde half. Voor hem stond ineens een beer van een man. Het klonk meer als een bedreiging dan een aanbod. “Geen geld”, antwoordde Juda verdwaasd. “Wat dan, iedereen in New Eden heeft geld nodig, en jij hebt niks, dat kan iedereen wel zien..”, schamperde de man. “Geen geld.”, herhaalde Juda, “Kansen, geen geld.” “Kansen, in welke zin?”, vroeg de man. “Ik heb het verknald, ik moet het goedmaken”, antwoordde Juda nog steeds versuft. “Wel, kansen genoeg hier, voor het juiste geld.. Iedereen weet dat de wereld daarop draait..”. Juda besefte dat hij geen keus had, dat hij wel moest aanvaarden. “Wat heb je te bieden?”, vroeg hij daarom. “Geld en een nieuwe kans”, antwoordde de man rustig. “Noem me maar Jack. Welkom bij de Blutchers, je nieuwe familie!”. Juda schrok. De Blutchers waren een van de grootste misdaadfamilies van New Eden. En hij was zojuist in de val getrapt…